Vrede als worsteling
‘Mijd het kwade, doe wat goed is, streef naar vrede, jaag die na.’ (Psalmen 34:15)
VREDE ALS WORSTELING
Gedurende de week van 19 tot en met 27 september wordt in Nederland de vredesweek gevierd. Een week lang worden we opgeroepen om stil te staan bij de vanzelfsprekendheid van vrede in ons eigen land. En vooral, om ons te realiseren dat vrede op veel andere plekken in de wereld vaak niet meer lijkt te zijn dan een ademteug die vervliegt als as in de wind. Vrede is op sommige plekken slechts een fluistering rondom de ravages van ingestorte gebouwen en kapotgeschoten huizen.
De vredesweek heeft dit jaar als motto: ‘Vrede verbindt’. Onder dit motto worden er door allerlei lokale initiatieven door het hele land activiteiten georganiseerd. Ook in mijn eigen woonplaats worden er verschillende festiviteiten georganiseerd. Vanuit mijn eigen vrijwilligerswerk ben ikzelf eveneens betrokken bij het organiseren van een van die vredesactiviteiten.
Zoals die dingen nu eenmaal gaan, wordt hiervoor regelmatig overleg gevoerd, zowel via bijeenkomsten als via mailwisselingen. Enkele weken geleden kwam in het kader hiervan een bijzondere mail binnen van één van onze medeorganisatoren. Hij schreef daarin het volgende: ‘Het thema dat bij mij groeit is vrede als het gevecht met jezelf, met de ander en met de wereld. Vrede verbindt, dat kan zo zijn. Maar,’ zo vroeg hij zich af: ‘Doet strijd dat niet ook?’
Ik was geraakt door die overweging. Ik herkende dat innerlijke gevecht. Vrede is een mooi woord, als begrip nastrevenswaardig, maar begrijpen we het woord werkelijk wanneer we het er over hebben? Het klinkt wellicht rozig en lieflijk, ‘vrede verbindt’. Maar ben ik, zo vroeg ik me af, in een rondtollend gevecht met diegenen die me pijn hebben gedaan – oog om oog, tand om tand – niet vele malen meer verbonden met die ander in strijd en worsteling? Wat betekent vrede eigenlijk als we niet begrijpen op welke wijze de worsteling voor vrede een voortdurend onderdeel van onszelf vormt?
Op zoek naar een antwoord op die vragen stuitte ik op het boek ‘A terrible love of war’, van James Hillman. Hillman (1926 – 2011) was psychoanalyticus in de traditie van Carl Jung, die zelf een voormalig leerling van Freud was. Hij was ruim tien jaar studiecoördinator bij het C.G. Jung Institute in Zürich en dacht sterk door op de psychologische theorie van Jung. Hillman was daarmee grondlegger van een – inmiddels alweer grotendeels uitgestorven – stroming binnen de psychologie: de archetypische psychologie.
Grondstelling van Hillman luidde daarbij dat ons innerlijke, psychische leven wordt gevormd door onze ontelbare fantasieën en mythen. En andersom, onze psyche geeft inhoud aan onze mythen en culturele verhalen. Centraal in de psychologie van Hillman staat dan ook de verbeelding en de verbeeldingskracht. We gebruiken, aldus Hillman, voortdurend beelden en onze verbeelding om onze interacties met anderen, met de wereld, te begrijpen.
Hoofdstelling van Hillman luidde dan ook dat, willen we een bepaalde psychopathologie begrijpen, we de pathologie moeten durven verbeelden. Ons innerlijke leven is, aldus Hillman, niet-talig geordend. Het vindt zijn ordening aan de hand van mentale beelden waarbij meerdere zaken tegelijkertijd zichtbaar worden, op elkaar inwerken en een zinvol geheel vormen. Willen we begrijpen waarom we in bepaalde psychische problemen zijn geraakt, dan zouden we ons, aldus Hillman, tot het uiterste moeten inspannen en proberen ons een beeld te vormen dat past bij dat psychische probleem. Die verbeelding kan soms aanzienlijk confronterend zijn.
In ‘A terrible love of war’ (gepubliceerd in 2004) stelt Hillman dan ook dat, willen we vrede bereiken – willen we onszelf van de pathologie van oorlog genezen – we ons een waarachtig beeld moeten vormen van oorlog. We zullen ons moeten voorstellen dat we oorlog, het slagveld, de militaire hiërarchische cultuur en de roemrijke tragiek van de gesneuvelden zelf verheerlijken. Wij zullen ons moeten verbeelden dat we het zelf zijn die de oorlogsvlag hartstochtelijk heffen. Om over vrede te kunnen praten zullen we, aldus Hillman, eerst de moed moeten opbrengen om onze eigen innerlijke strijd eerlijk te verbeelden.
Alle sociologische, historische, biologische en gedragspsychologische studies van agressie, geweld en massahysterie schieten, aldus Hillman, daarbij in hun verbeeldingskracht tekort. Ze slagen er niet in om uitputtend de oorzaken van oorlog te kunnen vatten, want ze gaan steeds over ‘de ander’. Dat heeft er, volgens Hillman, vooral mee te maken dat al die disciplines in hun pogingen om oorlog te begrijpen één ingang missen: ze zoeken naar oorzaken voor oorlog buiten de oorlog zelf. Maar de oorzaak van oorlog zit, aldus Hillman, ‘in’ het fenomeen van oorlog zelf. Iets binnen oorlog is sterk verbonden aan ons eigen, menselijke hart.
Het gebrek aan inzicht zit, aldus Hillman, vooral in het verschil tussen een omschrijvende wetenschap en het oprecht van binnenuit trachten begrijpen. Dat laatste is een begrijpen dat plaatsvindt door de verbeelding. Het is om die reden dat Hillman zich dan ook met hand en tand verzet tegen uitspraken als die van Susan Sontag, die in 2002 in de New Yorker aan het einde van haar essay ‘Looking at war’ schreef: “We kunnen ons waarachtig niet voorstellen hoe het was. We kunnen ons niet voorstellen hoe verschrikkelijk, hoe angstaanjagend oorlog is – en hoe normaal het wordt. Kunnen het niet begrijpen, kunnen het ons niet voorstellen.”
Enerzijds zijn uitspraken als die van Sontag goed voorstelbaar. Want als je zelf geen oorlog hebt meegemaakt, hoe kun je het dan voorstellen? Sterker nog: doet iedere voorstelling – iedere verbeeldingspoging – van de destructie van oorlog niet onrecht aan de werkelijkheid van de gruwelen ervan? Omdat je met de inzet van je voorstellingsvermogen in feite aan het fantaseren bent? En daarmee de afschuwelijke werkelijkheid van zinloze doden, kapotschoten lichamen en verwoeste landschappen eveneens tot een soort fantasie reduceert?
Maar Hillman protesteert daar juist heftig tegen. Juist het je niet voorstellen, juist je niet inleven, is volgens hem onacceptabel. De verwoesting van oorlogen, zo stelt Hillman, is in feite het eindresultaat van een fantasieloze bureaucratische navolging van koude hiërarchie en nog koudere cijfers. Gebrek aan verbeeldingskracht ligt aan de wortels van oorlog en strijd, aldus Hillman. Dus, aldus Hillman: willen we streven naar vrede, dan zullen we de toestand van oorlog moeten proberen te begrijpen door haar ons te verbeelden.
Om dat te doen, moeten we ons de verschrikkingen van de strijd durven voorstellen. Laten we ons werkelijk verbeelden op welke wijze het gruwelijke normaal wordt, stelt Hilman voor. Niet om het daarmee te normaliseren, maar juist om de gruwelijkheid ervan zelf vast te kunnen houden. Erger nog, laten we ons voorstellen dat er ergens in ons, diep verscholen en ver weggestopt, een donker verlangen schuilt naar strijd.
Instinctmatig zal onze eerste reactie die van ontkenning zijn. ‘Niemand heeft oorlog lief en zeker ik niet!’ zullen we het liefste willen uitroepen. Dat is goed te begrijpen. We kijken niet graag naar onze schaduwkanten, erkennen niet graag dat we die hebben. En natuurlijk, het is ook veel makkelijker en ongecompliceerder om te praten over vrede. Vrede is immers een mooi woord, een woord waar iedereen zich graag mee associeert: de klank is zoet en zacht, teder en plezierig. Het is fijn om te kunnen zeggen dat jij je inzet voor vrede. Maar als je heel eerlijk bij jezelf naar binnen durft te kijken, is het dan niet mogelijk dat ook jij ergens diep van binnen een oorlogspad ziet?
Misschien zie je wel een pad van concurrentie waar jij je een weg door hebt gestreden onderweg naar de functie waar je wilde zijn. Wellicht zie je de silhouetten van vrienden die je achter hebt moeten laten omdat jij je een andere kant op ontwikkelde. Of zie je juist een glibberige weg die klef rood glinstert, omdat je al je hele leven je eigen behoeften en wensen in zelfopoffering hebt moet lossnijden van jezelf.
Te erkennen dat ieder van ons wel kleine, donkere hoekjes kent waar iets van strijd, van oorlog, ligt te broeien, dat is eng. Maar ergens in het Nieuwe Testament staat al geschreven: “Waar komt al die strijd, waar komen al die conflicten bij u toch uit voort? Is het niet uit de hartstochten die strijd leveren in uw binnenste?” (Jacobus 4: 1). Met andere woorden: de oorzaken van oorlog en strijd liggen vaak helemaal niet extern. De strijd ligt niet buiten onszelf. Oorlog leeft ín ons. Pas als we dat durven te erkennen, maken we oprecht kans op vrede, stelt Hillman.
Een van de meest interessante verbanden die Hillman vervolgens legt is die tussen oorlog en snelheid. Een generaal zul je, zo stelt Hillman, niet tegen zijn soldaten horen opperen om langzaam en met beleid te handelen. Een soldaat is een slechte diplomaat. De vijand overrompelen, dat is juist het motto van oorlog. Wie het snelste reageert is de overwinnaar. Zelfs in het wapentuig van de oorlog zie je het belang van de snelheid terug: de hoogste vuursnelheden zijn belangrijke verkoopeigenschappen voor de wapenindustrie. Oorlog heeft dan ook alles te maken met snelheid en haast.
Hillman citeert om die reden Aldous Huxley, die ooit eens gezegd zou hebben dat de moderne tijd slechts één ware zonde heeft weten toe te voegen aan de zeven doodszonden. En dat is de zonde van haast. Het is dan ook in feite niet oorlog zelf dat een medicijn nodig heeft, zo geeft Hillman aan. Het is niet perse de innerlijke strijd die we moeten genezen. Het is de verhaasting waar we een medicijn voor dienen te zoeken.
Het effect en de gevolgen van snelheid zijn voorstelbaar. We kunnen ons allemaal wel voorstellen hoe we, in slechts een haarsplijtend ogenblik, een opmerking van een collega verkeerd opvatten en hoe het bloed naar ons gezicht opstijgt en we klaar staan om terug te bijten, die ander genadeloos naar beneden te halen. Of hoe grof gedrag van een medeweggebruiker in een fractie van een seconde onze spieren doet spannen, alle kanalen openzet, het hart sneller doet klopt, de adrenaline laat stromen. Hoe krap onze voet dan boven het gaspedaal hangt.
Van het ene moment op het andere staan we dan klaar om toe te slaan. En als we niet hard op de rem van alle emoties drukken, verkeren we in enkele seconden in een staat van oorlog. Een kleine, persoonlijke oorlog, dat wel, maar strijd is het zeker. Wat is dan het medicijn tegen de haast van dat voortsnellende moment van oorlog, aldus Hillman? Dat is de bewuste vertraging.
Hillman verbindt de vertraging sterk met het ervaren en het creëren van kunst. Kunst in de zin van artistieke kunst, maar ook in de zin van het bedrijven van wetenschap, studie en de kunst van het voeren van het echte, intieme gesprek, van het schrijven van brieven en van dagboeken. Allemaal zijn dit geestesuitingen die een vertragende werking hebben. Ze kunnen niet haastig uit worden gevoerd. Je kunt geen oorlog voeren met een penseel of een boek in je hand.
Zelf herken ik de vertraging als medicijn tegen de overhaaste emoties sterk in de oefening van meditatie. Iedereen die zich wel eens bezig heeft gehouden met het stille zitten op het kussen, met het richten van de aandacht op de ademhaling, zal wellicht herkennen hoe sterk de innerlijke strijd kan zijn met gedachten die alle kanten opvliegen. Juist in meditatie heb ik ervaren hoe ik als mens gewend ben – misschien zelfs bijna verslaaf ben – aan snelheid en haast. Hoe snel mijn oordeelvorming plaatsvindt. Hoe haastig ik sta klaar om toe te slaan, er naar verlang mezelf te verdedigen.
Mindfulness, het oefenen in het aandachtsvolle bewustzijn, zou ik in de kern dan ook goed kunnen omschrijven, niet als een oefening in aandacht, maar bij uitstek als een oefening in het vertragen. Maar die vertraging is voor mij nog steeds een strijd. De oefening in mindfulness is voor mij een disciplinerende oefening. Wie vredig stil wil zitten, zo heb ik ervaren, moet zichzelf soms streng tot stilte manen. En de waarheid is dan ook dat ik, in mijn pogingen om tot innerlijke vrede te komen, flink wat af worstel. Om tot vrede te komen, moeten de mens – denk ik – ook vaak strijden met zichzelf.
Het motto ‘vrede verbindt’ mag dan een prachtig, bijna vanzelfsprekend motto zijn voor de vredesweek. Maar we verbinden pas echt, wanneer we daarvoor bewust vertragen. Wanneer we de tijd durven te nemen om het intieme gesprek met elkaar aan te gaan over onze eigen worsteling met die vertraging. Als we onze eigen strijd durven bloot te leggen. Pas vanaf dan wordt vrede niet langer slechts een holle echo. Pas dan zijn we de verbeelding voorbij.
En wordt vrede misschien een realiteit…
(Deze blog is eerder gepubliceerd op platform voor de levensbeschouwelijke gedachte www.safon.nl)