“Mijn maat, mijn wandelstok, stapte naakt en vol verwachting met mij zijn nieuwe leven in” (Paul De Marez, pelgrim 1420)

Walk of Wisdom, vanuit het perspectief van een verre Vlaming

Als pelgrim 1420 vertrok ik hartje zomer uit de monumentale Stevenskerk voor mijn Walk of Wisdom. Die maandagmiddag was ik in de oudste stad van Nederland aangekomen na een lange treinreis vanuit mijn thuisstad Kortrijk, dicht bij de Frans-Belgische grens.

Al snel liep ik langs de Waalstranden. De ruimte, de stilte, het water, de bloemen en de schapen dompelden mij meteen onder in een sfeer die de geest opent en de voeten energie geeft. Ik liep over veeroosters, door klaphekjes, langs heggen en knotwilgen. Puffend kon ik mijzelf met een veerpontje het water van Het Meer over trekken. In het eenvoudige gastvrije ‘Sous Eglises’ vond ik gelukkig nog onderdak.

Het was een prachtige start van wat een korte vijfdaagse pelgrimstocht moest worden, maar ik miste nog een stevige wandelstok.

Voor ontspannende tochten door berg en bos heb ik een paar stevige telescopische sticks. Die hebben alle kwaliteiten maar ze zijn koel. Op mijn pelgrimstochten wil ik een wandelmaat met een ziel. Ik wil een steun en toeverlaat met een verhaal, die ook bereid is naar mijn relaas, mijn vragen, mijn groot geluk en klein verdriet te luisteren. Ik wil een kompaan die sterk en moedig genoeg is om mij te dragen over modderige paden en de honden van mij af kan houden. En voor elke pelgrimstocht wil ik een nieuwe vriend om het verhaal van de weg diep tussen zijn knoppen en jaarringen op te slaan en er mij op mijn oude dag blijvend aan te herinneren.

Stevige stok

De volgende morgen liep ik al snel langs een grenspaal de Duivelsberg op, speurend naar een nieuwe wandelvriend. En daar, in een wirwar van afgebroken takken, lag hij naar mij te lonken: een stevige rechte stok van het juiste formaat, gegroeid in de aarde waarop mijn voeten naar de oude verhalen zochten. Op een bank, turend over het Filosofendal, nam ik mijn zakmes gaf mijn nieuwe maat een stevige punt en pelde liefdevol zijn oude verweerde bast af. Zo stapte hij met mij naakt en vol verwachting zijn nieuwe leven in.

Het was ook voor mij de definitieve start van een korte maar wonderlijke pelgrimstocht.

Ik herinner mij het boeiende verblijf bij de kapucijnen in Velp waar ik ook pelgrim Angelina ontmoette. De volgende morgen namen we geen afscheid. Immers zielsverwanten nemen geen afscheid van elkaar op de pelgrimsweg, zo blijft de mentale verbinding bestaan, ook al zie je elkaar niet meer terug. Toch zaten we ’s middags al weer samen op een terrasje in het romantische Ravenstein. Aan een vensterraam las ik er een knap gedicht van Simon Dermijn:

Zwerflicht

Ooit konden woorden ongestoord in de ruimte reizen,

Gekleed in kleuren, vergezeld door klanken, omgeven door geuren.

Geboren uit oude zielen, gevoed door eeuwenoude liefde

legden zij aan en legden zich uit.

Niet gehoord konden zij in duizend scherpe scherven barsten,

waarop het zonlicht keer op keer haar stralen brak.

Als woorden ons werkelijk ontmoeten,

wringen zij zich niet binnen, breken zij geen klanken.

Wanneer we luisteren en niet spreken,

ontmoeten en niet zoeken,

vallen zij soms met ons samen.

Toevallig in een patroon van eeuwigheid.

Simon Dermijn

En zo wees de weg mij verder mijn weg. De vennen en de golvende heidevlaktes werkten inspirerend, de lapjesboom bij de Sint Walrickkapel en de indrukwekkende kruisweg op de Kapelberg riepen oude devotie op.

De voorlaatste dag kon ik struinen in het spoor van de koeien langs de Waal om een bed te vinden in het Alde Coninckshof. ’s Morgens kon ik er in alle vroegte ontbijten bij het rimpelende water in één van de mooiste bedauwde tuinen van Nederland.

Ik was klaar voor de finale.

Zilte lucht

Midden op de brug ‘De Oversteek’ nam ik de tijd om, onder een spinnenweb van stalen spankabels te genieten van het waterlandschap en de zilte lucht. Vijf dagen was kort voor een ingrijpende pelgrimservaring, maar toch had ik weer een flinke dosis vitaminen voor hart en geest opgedaan. Ik tuurde naar de boten die op deze grijze zaterdagmorgen stil voorbij schoven, de boeg gericht op de markante Stevenstoren. In de verte zag ik de auto’s voorbijrazen op een grote karakterloze autobrug, dichterbij flankeerden haastige wandelaars de langzaam voorbijrijdende treinen over weer een andere oeververbinding. Een kil windje deed mij weer vertrekken en tot mijn verrassing kon ik plots een trap afdalen naar het zanderige eiland onder De Oversteek. Op een veld van verdorde grassprieten stond ik met een dubbel gevoel tussen tientallen betonnen pijlers onder de Oversteek.

Wit en kolossaal, de voeten stevig geplant in het zand of het water, boden ze de mens een veilige oversteek tussen twee oevers. De conische vorm van de plompe pijlers en het licht welvend perspectief gaven mij een gevoel van robuuste veiligheid, als onder de beschermende rokken tussen de zachte benen van een dikke oma. Ik zocht mij een zanderige weg naar het brugje over de Spiegelwaal. Mij omdraaiend merkte ik hoe de logge robuustheid van De Oversteek een speelse zwierigheid had gekregen die aan Gaudi deden denken. Ik liep over de dijk, onder de spoorwegbrug door en bereikte een elegant wit brugje waarover ik terug het eiland kon bereiken. Hier geen lome stoerheid maar een levendige lichtheid, een gedicht van betonnen versregels in het rimpelende Waalwater .

Weg van het leven

Ik voelde dat dit een moment was waar de pelgrim op zijn tocht de taal van zijn ziel gaat begrijpen. Als mens zoeken we onze weg tussen de vele aspecten van ons zijn. We zitten vol met vragen en huppelen tussen de oevers van hoop en twijfel, van zekerheid en avontuur, van aankomen en achterlaten. Maar het zijn de bruggen ertussen die ons de antwoorden brengen. Of ook niet, maar dan is het ook goed zo. Onder de brug vinden we geborgenheid en er bovenop kunnen we genieten van de eindeloze vergezichten, terugblikkend waar we vandaan kwamen, verwachtingsvol voor wat komt. Yin en yang. Harmonie.

Langs de spoorbrug kwam ik terug op de Waalkade en plots stond ik voor een groot labyrint. Paadjes in kinderkopjes slingerden zich tussen waterkanaaltjes naar binnen en terug naar buiten. Het eeuwige symbool van de weg van het leven, de pelgrimsweg naar binnen en terug naar de wereld. Dat was de plek waar ik mijn tocht ritueel kon afsluiten. Ik plaatste mijn zware rugzak op de kade, nam mijn stok met mij mee en liet mijn voeten de kinderkopjes verkennen. Langzaam, elke stap in mij opnemend, liet ik de voorbije tocht in mij herinneren. Vijf dagen had ik gelopen en genoten, maar deze morgen had ik de woorden van mijn ziel ontmoet. Ik was aangekomen.

Langzaam ging ik het pad terug naar de buitenwereld.

Op weg naar het station restte mij alleen nog een stempel te halen in de Stevenskerk en een getijdenboek te kopen. Daarmee zou ik mijn Walk nog vele malen kunnen overdoen.

Dank je wel, Walk of Wisdom!

Paul De Marez, Kortrijk